Rasbeschrijving honingbessen (Siberische blauwe bes)
Honingbessen (Siberische blauwe bes)
De honingbes wordt gerekend tot de botanische soort Lonicera caerulea. Binnen deze soort wordt wel onderscheid gemaakt tussen Lonicera caerulea var. edulis en Lonicera caerulea var. kamtschatica (deze laatste ook wel kortweg: Lonicera kamtschatica). Dit onderscheid wordt echter niet overal gehanteerd en de namen worden vaak ook door elkaar gebruikt, waardoor sprake is van verwarring en onduidelijkheid.
Met de geslachtnaam Lonicera is in ieder geval wel duidelijk dat het gaat om een nauwe en eetbare verwant van de kamperfoelie. De naam honingbes is kennelijk een zeer vrije vertaling van de Engelse naam voor kamperfoelie: Honeysuckle. Deze vrije vertaling vinden we eigenlijk niet zo goed gekozen, want naar honing smaken de vruchtjes van de honingbes in ieder geval zeker niet.
De plant staat ook wel bekend onder de namen meibes, junibes, blauwe honingbes, blauwe haagbes, Kamtschatkabessen, Siberische bosbes of Siberische blauwe bes. Ook zijn ze wel bekend onder de Duitse naam “Maibeeren”. In dit rijtje alternatieve namen vinden we eigenlijk dat “Siberische blauwe bes” de lading veel beter zouden dekken dan de naam honingbes. Zo lang de meeste Nederlandstalige bronnen echter nog uit gaan van de naam honingbes, volgen we op deze website deze naamgeving (met enige tegenzin).
De honingbes is inheems in oost-Rusland, in Siberië, de Kaukasus, in het noorden van China en op de eilanden rondom de Zee van Ochotsk (Koerilen en Sachalin). De wetenschappelijke naam ‘kamtschatica‘ verwijst naar het oost-Siberische schiereiland Kamtschatka.
Door het omschreven herkomstgebied is de honingbes extreem winterhard (tot minus 40 à 45 graden Celcius) en heeft de plant een korte vegetatieperiode: tussen bloei en afrijpen van de vruchten zit slechts drie maanden. De geelwitte klokvormige bloempjes bloeien al heel vroeg in het seizoen, namelijk al in maart als de meeste andere bomen en struiken nog kaal zijn. De vruchtjes rijpen reeds vanaf eind mei tot in juni. Daarmee is de honingbes één van de vroegst rijpende fruitgewassen die in Nederland kan worden gekweekt. Ondanks het zeer vroege bloeitijdstip, treedt nachtvorstschade aan de bloemen gewoonlijk niet op. De bloemen kunnen namelijk vorst tot minus 8 graden Celcius doorstaan.
De vruchtjes van de honingbes zijn langwerpig van vorm, 1 tot 2 cm lang en wegen gemiddeld ½ tot 2 gram. Ze zijn blauw van kleur en hebben een sterke waslaag. Het vruchtvlees is groen van binnen. De smaak is zoetzuur en doet wat denken aan die van blauwe bessen (trosveenvessen, Vaccinium corymbosum).
Voor het overige heeft de honingbes niets te maken met blauwe bessen. Zij hebben dan ook geen zure grond nodig zoals bij blauwe bessen. Honingbessen zijn tevreden met een normale bodem, mits deze voldoende vochtig is. Qua bemesting stellen ze ook weinig eisen.
De struiken van de honingbes hebben meestal een rechtop groeiwijze, doch groeien niet erg snel. De struiken worden na verloop van jaren niet hoger dan 1 tot 1½ meter. Elke struik heeft ongeveer één vierkante meter aan ruimte nodig. De snoei lijkt op die van zwarte bessen, waarbij het oude hout regelmatig wordt vervangen door nieuwe scheuten die in het hart van de struik ontstaan.
Door de korte vegetatieperiode sluit de groei al vroeg in het seizoen af. Het loof wordt ook al vanaf eind augustus / begin september vaal en valt relatief vroeg af. Deze korte vegetatieperiode zien we ook bij andere gewassen die uit arctische gebieden afkomstig zijn, zoals bij de poolbramen (elders op deze pagina).
Er zijn geen ziekteproblemen bij de teelt van honingbessen. Wel zullen de rijpende vruchtjes moeten worden afgeschermd van de vogels.
Voor de beste vruchtzetting is het aan te bevelen om minimaal twee verschillende rassen met gelijke bloeiperiode bij elkaar aan te planten. Veel rassen verschillen onderling op het oog overigens minimaal. Bij beproevigen kunnen wel kleine verschillen tussen de rassen worden vastgesteld in de gemiddelde grootte van de vruchtjes en in de opbrengstcapaciteit per struik. Volgens Duitse proefgegevens bedraagt de opbrengst van zesjarige struiken zo’n 2,0 tot 2,7 kg per struik.
In FruitLent zijn sinds het najaar van 2008 drie struikjes aangeplant van de navolgende rassen:
‘Maistar‘: Deze zou behoren tot de botanische variëteit Lonicera caerulea var. edulis. Het ras is onder de naam ‘Maistar’ op de markt gebracht door Häberli Obst- und Beerenzentrum AG te Neukirch-Egnach in Zwitserland. Bloeit gelijk met ‘Amur’. De vruchtjes rijpen al erg vroeg, vanaf eind mei. Rijpe vruchtjes vallen gemakkelijk van de struik. De vruchtjes hebben aan de bloemzijde een spits uiteinde en een wat onregelmatige vorm. De vruchtjes hadden in 2010 een gemiddeld vruchtgewicht van 0,6 gram.
Zonder aanwijsbare oorzaak is de struik van ‘Maistar’ in juli 2013 vrij plotseling dood gegaan, waardoor dit ras nu niet meer in de collectie van FruitLent aanwezig is.
‘Maitop‘: Sinds januari 2014 in FruitLent aanwezig en geplant op de vrijgekomen plaats van ‘Maistar’. Tijdens de reconstructie van onze tuin in het wintersezoen 2014-2015 is deze plant gesneuveld, waardoor dit ras nu niet meer in de collectie van FruitLent aanwezig is.
‘Amur‘: Deze zou ook behoren tot de botanische variëteit Lonicera caerulea var. edulis. Het ras is afkomstig van het Research Institute of Fruit and Decorative Trees (RIFDT) in Bojnice (Slowakije) en werd geselecteerd uit vrij bestoven zaailingen van het Russische ras ‘Gerda’. Geïntroduceerd in 2001. Ten opzichte van ‘Maistar’ hebben de bladeren in het voorjaar iets meer roodbruine verkleuring. ‘Amur’ bloeit gelijk met ‘Maistar’, doch geeft iets grotere vruchtjes die iets later rijpen (juni). De vruchtjes hebben aan de bloemzijde een stomp uiteinde en lopen dus niet uit in een puntje, zoals die van ‘Maistar’. De vruchtjes hadden in 2010 een gemiddeld vruchtgewicht van 1,0 gram.
In verband met een grondige verbouwing van onze tuin, heeft ‘Amur’ gedurende 2015 op een tijdelijke plek gestaan. Op 28 februari 2016 is deze echter opnieuw geplant, dit keer in het siertuingedeelte van FruitLent.
‘Kiev No. 8‘: Deze zou behoren tot de botanische variëteit Lonicera caerulea var. kamtschatica. In ieder geval zien de struiken er met hun grijsgroene licht behaarde bladeren en wat gespreide groeiwijze anders uit dan die van ‘Maistar’ en ‘Amur’, waarin steun kan worden gevonden voor de opvatting dat het hier inderdaad zou gaan om een andere botanische variëteit.
Het ras staat ook bekend onder de Amerikaanse merknaam ‘Blue Velvet’ ® en is afkomstig uit de USSR botanische tuin van Kiev (Oekraïne). Het gaat van origine om een selectie van de Monero, Iturup of Kunashir eilanden. Bloeit relatief laat, duidelijk later dan ‘Maistar’ en ‘Amur’. Geeft verhoudingsgewijs grote dikke vruchtjes die wat later rijpen en naar onze mening weinig smaak hebben. De vruchtjes hadden in 2010 een gemiddeld vruchtgewicht van 2,1 gram.
In verband met een grondige verbouwing van onze tuin, heeft ‘Kiev No. 8’ gedurende 2015 op een tijdelijke plek gestaan. Op 28 februari 2016 is deze echter opnieuw geplant, dit keer in het siertuingedeelte van FruitLent.