Dit ras is in 1995 gevonden als een mutant van ‘Cherokee Purple’. De gevonden mutant week af doordat de epidermis (vruchthuid) ten opzichte van het moederras niet transparant doch geel van kleur was geworden. Hierdoor was de externe kleur van de vruchten enigszins veranderd. De mutant bleek zaadvast te vermeerderen en vanaf 2004 werden voor het eerst zaden via een zaadhandel aangeboden.

Het moederras ‘Cherokee Purple’ is vermoedelijk een zeer oud ras dat pas na 1990 zijn huidige naam verkreeg. Zaden van ‘Cherokee Purple’ werden namelijk in 1990 door John D. Green (Sevierville, Tennessee) als een onbenaamd ras verzonden naar Craig LeHoullier (Raleigh, North Carolina). In de begeleidende brief beschreef J.D. Green dat hij de zaden had verkregen van een vrouw die deze op haar beurt had verkregen van haar buurman. Deze buurman had aangegeven dat dit ras al voor 100 jaar in bezit van zijn familie was, en dat zijn familie deze oorspronkelijk had verkregen van de Cherokee Indianen. Craig LeHoullier gaf deze onbenaamde variëteit zijn huidige naam, nadat hij deze in 1990 voor het eerst had gekweekt. Daarna werd deze opgenomen in het SSE-jaarboek en verscheen deze in de opvolgende jaren ook in de reguliere zaadhandel.

De mutant met de naam ‘Cherokee Chocolate’ geeft kleine tot middelgrote vleestomaten (100 tot 150 gram) die aan de bloemzijde een baksteenachtige oranjebruine kleur hebben, die naar de schouders toe verkleurt naar chocoladebruin. Het vruchtvlees heeft ook een baksteenachtige oranjebruine kleur, is zacht van structuur, sappig, bevat weinig zaden en heeft dezelfde goede rijke smaak als de oorspronkelijke ‘Cherokee Purple’.

De eerste vruchten van ‘Cherokee Chocolate’ rijpen middelvroeg: in 2013 waren in de hobbykas 71 dagen nodig tussen uitplanten en de eerste rijpe vrucht. Dit is dus wat vroeger dan bij de meeste andere vleestomaten het geval is.

De productieve planten zijn groeikrachtig en groeien als een stamtomaat, zodat de dieven die worden gevormd moeten worden weggenomen.